Riobamba - Cuenca
Blijf op de hoogte en volg Aina
02 Oktober 2015 | Ecuador, Cuenca
Vanmorgen zijn we in alle vroegte vertrokken vanuit Riobamba. Onze eerste stop was bij Iglesia de Balbanera in het plaatse La Balbanera. Dit kerkje was het oudste kerkje in Ecuador. Vervolgens moesten we voor 08.00u in Alausi zijn om de trein te pakken. Als je de trein zou missen, zou het niet zo'n ramp zijn, want hij kwam na 1 1/2 uur ook weer terug in Alausi. We namen namelijk de (toeristen) trein Nariz del Diablo (Duivelsneus). Tijdens het aanleggen van de spoorlijn stuitte men op een berg en ze wisten niet hoe nu verder. Uiteindelijk hebben ze de broers Harman uit de VS 'ingevlogen' en zij hebben de spoorlijn aangelegd met het zigzag-principe. Zodoende kon de trein zonder al te veel moeite naar boven en naar beneden. Bij het station in Sibambe aangekomen moesten we daar verplicht een uur verblijven, zodat er aan de toeristen verdiend kon worden. Fred en ik hebben er echter alleen een bak koffie gedronken en deze bleek de beste tot nu toe te zijn, echte koffie! Nadat we weer terug waren in Alausi zijn we door gereden naar Ingapirca, een archeologische site. Sommige experts menen dat het complex een kasteel en een tempel omvat uit de periode van voor de Inca's en dat het gebouwd werd door de Canari, de Indianen die het gebied oorspronkelijk bewoonden. De architectuur met de trapezeoidale niches en toegangsdeuren is echter onmiskenbaar in Incastijl. Daarom menen de meeste archeologen dat het een zonnetempel was van de Inca's. Het was interessant om de site te zien, maar het schijnt niet te vergelijken te zijn met de ruïnes in bijvoorbeeld Peru. Nu ben ik daar nog niet geweest, dus kon het alleen maar meevallen. Na Ingapirca was het nog ongeveer 2 uur rijden naar Cuenca. Voordat we naar het hotel gingen, hebben we nog een kort bezoek gebracht aan de Homero Ortega Panamahoeden 'fabriek'. Je zou denken dat de Panamahoed uit Panama komt, maar dat is niet waar. Hoe de hoed aan zijn naam is gekomen, is niet helemaal duidelijk. In het gebied ten noorden van Guayaquil groeit de speciale rietsoort Carludovica Palmata, waaraan het grote succes van de hoed te danken is. De indianen maakten van het riet al een soort hoed die door de Spanjaarden toquilla werd genoemd. De glorie van de hoed dateert al uit de periode van de Spaanse overheersing, maar hij kreeg pas internationale bekendheid toen de vroegere Ecuadoraanse president Manuel Alfaro ermee verscheen op de Wereldtentoonstelling van 1855 in Parijs. De beruchtste drager van de panamahoed was Al Capone. Het onderscheid tussen de verschillende soorten panamahoeden is eenvoudig te zien. Het riet van de zogeheten superfino's en de supremo's zijn duidelijk veel fijner gesneden dan dat van de andere. Een supremo panamahoed kost hier in Ecuador 2000 dollar, buiten Ecuador waarschijnlijk nog meer. Tijdens het inchecken bij hotel Posada del Angel bleek mijn kamer direct te grenzen aan de eetzaal. De groep gaat morgenvroeg wandelen en gaat om 06.30u ontbijten. Voor Fred en mij wordt het een relaxdag en hoef ik dus niet om 06.30u gewekt te worden door ontbijtgeluiden. Ik heb dit aangegeven bij de reisleider en ik heb een andere kamer gekregen, ze noemden de kamer het torentje. Dat klopt wel ongeveer, want hoger kan je niet zitten en de trap was zo smal dat mijn reistas er alleen in de lengte door kon. Een mannetje heeft mijn tas naar boven gedragen en ik denk dat ik hem overmorgen ff een dollar ga geven om hem ook weer naar beneden te brengen. Vervolgens zijn Fred en ik op zoek gegaan naar een restaurantje. Meteen om de hoek van het hotel zat een bar met en mojito's en happy hour, maar we zijn zo verstandig geweest eerst wat te gaan eten. Gegeten hebben we bij restaurant Don Colon, daarna zijn we terug gegaan naar Shake Up voor een mojito. Toen wij aan het eind van de dag Cuenca binnen reden begon het te regenen, dat was de eerste echte bui sinds het begin van de vakantie. So far so good.